PREAMBULE
Behorende bij de Statuten van de Doopsgezinde Gemeente Zuid-Limburg

In het onderstaande brengen wij, als leden van de Doopsgezinde Gemeente in Zuid-Limburg, onze doopsgezinde identiteit onder woorden. 

Ontstaan in de Reformatie

De doopsgezinde gemeente is zich bewust te staan in een geloofstraditie die begon in de 16e eeuw in het Zwitserse Zürich, waar de beweging van de anabaptisten of wederdopers haar wortels heeft. In de tijd van de reformatie hebben dopersen getracht een radicale verandering in de kerk gestalte te geven. Leidsman van de doperse beweging in ons land was Menno Simons, gewezen pastoor van Witmarsum. Doopsgezinden zijn van mening dat Menno Simons´gedachtegoed ook nu nog actueel is voor de kerk en samenleving in de 21e eeuw. 

Fundament

Kenmerkend daarin, in overeenstemming met Menno Simons, is de overtuiging dat er geen ander fundament is dan Jezus Christus (1 Cor. 3:11). Gods openbaring in Christus, zoals de bijbel ervan getuigt, is de bron van leven van de gemeente. Hierin wordt voor de gemeente zichtbaar dat zij vrucht is: Gods verzoenend, bevrijdend en vredestichtend werk. Alsmede dat zij leeft vanuit de verwachting van de tekenen van Gods Rijk, te weten vrede, vreugde en gerechtigheid. Deze verwachting doet de gemeente en haar leden kritisch staan tegenover al wat de wereld te bieden heeft. (Matth. 5:13,14)

Gelovigendoop

Vrijwillig door de doop ingelijfd in de gemeente, als bewuste keuze op grond van een eigen persoonlijk belijden, zijn haar leden geroepen tot een wijze van dienen die geen heerschappij of knechtschap kent, in navolging van Christus (Marc. 10:45). De gelovigendoop wordt door ons gezien als bevestiging van levensvernieuwing. 

Betrouwbaar in ons spreken

In aansluiting bij Matth. 5:37, is het ja dat we spreken ja en het nee, nee. Met verwijzing naar de bovenstaande tekst wordt door velen van ons geweigerd de eed af te leggen. Niemand, ook God niet, kan verantwoordelijk gesteld worden voor de betrouwbaarheid van ons getuigenis, dan wijzelf. 

Elkaars gelijken als broeder en zusters

Gemeenteleden zijn elkaars gelijken in verstaan en uitleg van de bijbelse verkondiging: door samen te komen rondom de bijbelse Schrift, te luisteren naar elkaar, en in woord en wederwoord te spreken over uitleg van de bijbelse verkondiging, vormen wij als een kring van gelovigen een gemeente waar geen onderscheid is naar ambt, of naar man of vrouw. In broeder- en zusterschap is de gemeente één in Jezus Christus (Gal. 3:27,28). In het licht hiervan vermanen wij elkaar, en zijn verdraagzaam ten opzichte van leer en levensgedrag van onze zusters en broeders.

Geroepen-zijn

De roeping van de gemeente is in de wereld te getuigen van Gods verzoenend, bevrijdend en vredestichtend werk (1 Petrus 2:9) waarin geloofswoord en geloofsdaad gelijkwaardig en onlosmakelijk aan elkaar verbonden zijn. 

Streven om vredesgemeente te zijn

Vanouds hebben doopsgezinden geweld afgewezen. Gedachtig aan de woorden van Jezus in de Bergrede (Matth. 5,6 en 7) wordt getracht vanuit een houding van vrede te leven. Om op deze wijze bij te dragen aan de kwaliteit van onderlinge relaties in- en buiten de gemeente. Fundamenteel is de door God geroepen gemeente vredesgemeente.

Zoeken naar waarheid

De gemeente kent niet de pretentie de absolute waarheid te bezitten (Filip. 3:12), maar zoekt samen met anderen naar geloofsverdieping. Ze herkent zich in: ´de ene hongerige bedelaar die de andere vertelt waar brood te vinden is, en samen gaan zij onderweg`.

De aard en de roeping van de gemeente vinden hun uitdrukking in vier levensfuncties, die van vieren, gemeenschap bewaren, leren en getuigen.

(Vastgesteld in de ledenvergadering van 26 maart 2000)